Het is niet zo dat filosofie mijn kunst direct beïnvloed maar wel indirect. Toen ik wijsgerige antropologie colleges volgde kwam ik erachter dat het motorische en visuele deel van het brein essentieel is geweest in de evolutie van de mens. Deze vaardigheden zijn verknoopt met de meer primitieve delen van ons brein en geheugen. Hierdoor zul je informatie in deze delen niet zo snel vergeten als talige informatie. Een eekhoorn vind zijn voorraad eikels bijvoorbeeld terug als hij dezelfde eik weer tegenkomt die zijn geheugen prikkelt.
Ik denk dat schilderen ook verknoopt is met de manier waarop diepere lagen in ons brein werken. Schilderen is verbonden met het motorische geheugen. En hierdoor leer ik veel door het doen, zonder dat ik precies weet en uit kan leggen wat ik doe. Schilderen is zo een complex proces dat je opbouwt als motorische vaardigheid die je niet kunt opbreken in modules of minimalisme. Hierdoor kan een schilderij motorisch en visueel complex zijn zonder dat wij talig kunnen uitdrukken waarin die complexiteit zit. Een schilderij kan ruimtelijk complex zijn. Ik kreeg hierdoor het idee dat een schilderij bestaat uit visuele en motorische reacties die reageren op het bestaande beeld. Ik kon hierdoor ook het idee loslaten dat een schilderij een talig beschrijfbaar concept moet hebben. Een belangrijk onderdeel in een schilderij dat talig vrijwel onmogelijk is om te beschrijven is ruimte. Een schilderij kan op een plat vlak verschillende soorten ruimtebeleving oproepen die heel subtiel en ambigu kunnen zijn en die op talig gebied niet zinnig omschreven kunnen worden.